Aansluitend op onze komende seminars getiteld ‘De nieuwe Omgevingswet in de praktijk’ delen wij graag dit artikel met u. Geschreven door Wim Tijssen (projectleider omgevingswet) werkzaam bij Gemeente Tilburg.
Abstract:
De huidige wet- en regelgeving op het terrein van de fysieke leefomgeving is versnipperd. De Wet ruimtelijke ordening houdt zich met de fysieke leefomgeving bezig, maar ook de Wet milieubeheer, de Wet natuurbescherming enz. Resultaat van deze versnippering is dat iedereen en uiteindelijk niemand het voor het zeggen heeft. De aan de Wet ruimtelijke ordening toebedeelde rol om de (tegengestelde) claims op de fysieke ruimte tegen elkaar af te wegen en een keuze te maken heeft de ruimtelijke ordening niet waar kunnen maken. Om die reden heeft Jan Pronk als minister voor ruimtelijke ordening het Ministerie zelf betiteld als Ministerie voor Ruimtelijke Aanpassing. Het Ministerie Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu (nu Infrastructuur en Milieu) beschikt(e) niet over eigen middelen en moe(s)t te biecht bij collega-departementen om gelden beschikbaar te krijgen. Die gelden werden beschikbaar gesteld onder het motto: wie betaalt, bepaalt waarmee de beleidsvoornemens van de ruimtelijke ordening achter de horizon verdwenen.
Dit speelveld wordt achter ons gelaten met de invoering van de Omgevingswet in 2018. Ruimtelijke ordening wordt fysieke leefomgeving en onder deze paraplu worden 26 fysieke wetten geïntegreerd. Daarmee werkt de Omgevingswet als geestverruimend middel. Niet alleen regels over de ruimtelijke ordening, maar ook alle overige regels qua
fysieke leefomgeving (moeten) worden geïntegreerd in het omgevingsplan. Deze verruimde reikwijdte als geestverruiming heeft als groot voordeel dat claims op de fysieke ruimte tegen elkaar uitgeruild kunnen worden op voorwaarde dat er onder de streep sprake is van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving.
Het smallere bestemmingsplan faalt in deze situatie noodgedwongen. Geen van de fysieke wetten heeft in het huidige stelsel het primaat en al deze wetten hebben een zelfstandig bestaansrecht ten opzichte van elkaar (in juridische termen het fenomeen van de twee- of meersporigheid) met als resultaat een patstelling waarbij geen van de belangen het onderspit wil delven ten opzichte van de ander op straffe van gezichtsverlies. De Omgevingswet gaat deze patstelling doorbreken en kan daarom met recht en rede als een geestverruimend middel worden betiteld. Nu de Omgevingswet deze uitdaging biedt is het ook zaak dat de wet zijn follow up krijgt met onder invloed verkerende organisaties en hun medewerkers. Alleen dan zal de samenleving de vruchten plukken van de Omgevingswet zoals dat tot uitdrukking wordt gebracht in de ondertitel van de Omgevingswet: ruimte voor ontwikkeling met waarborgen voor kwaliteit.
Om creatief aan de slag te gaan met de Omgevingswet zal ‘cold turkey’ moeten worden afgekickt. Deze geestverruiming wordt doorgezet naar het omgevingsplan met de verruimde reikwijdte van het omgevingsplan ten opzichte van het bestemmingsplan als dé geestverruiming.